Menu toggle

Immaterieel erfgoed zijn de niet-tastbare gewoontes of gebruiken van vroeger die men koestert en nu nog doet. Het is de kennis of kunde die men levend wil houden en doorgeeft aan volgende generaties. Immaterieel erfgoed evolueert zo mee met de tijd. Naar aanleiding van het feest van de Vlaamse Gemeenschap halen we enkele voorbeelden, typisch voor in Vlaanderen, voor het voetlicht:

Reuzencultuur

De term 'reuzencultuur' verwijst naar het gebruik om met metershoge poppen allerlei optochten en evenementen op te luisteren en alle technieken, betekenissen en rituelen die daarmee gepaard gaan. Reuzen zijn grote symbolen die door allerhande groepen in leven worden gehouden. Letterlijk, want het leven van een reus vertoont veel gelijkenissen met dat van een mens. Ze worden gedoopt, ingeschreven in het bevolkingsregister, trouwen en krijgen kinderen. Ieder drempelmoment geeft aanleiding tot een publiek feest, waardoor de reuzen stevig ingebed zitten in onze feestcultuur. Reuzen zijn wijd verspreid in Vlaanderen. Vandaag wordt de reuzenpopulatie in Vlaanderen geschat tussen de 800 à 1000 reuzen, wat neerkomt op een gemiddelde van 2 à 3 reuzen per gemeente. De reuzen zijn sterk verweven met de lokale gemeenschappen. Ze zijn vaak de verpersoonlijking van een lokale persoonlijkheid, historische figuur, bijnaam of ambacht. Veel mensen identificeren zich met de reuzen uit hun streek. Vooral tijdens overgangsrituelen is dat duidelijk te merken. Op die manier zorgen reuzen voor een gevoel van verbondenheid en gezamenlijke identiteit. (Collectie Museum van Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen)
1/6
Meer informatie over dit beeld

Garnaalvisserij te paard in Oostduinkerke

De garnaalvisserij te paard is een ambachtelijke vaardigheid die nauw verbonden is met de natuur: een goede kennis van de zee, de zandstrook en een groot vertrouwen in en respect voor het paard zijn onontbeerlijk. De vissers gaan een paar keer per week met paard en net in zee, behalve in de wintermaanden. Het vissen zelf duurt drie uur: anderhalf uur voor tot anderhalf uur na laagtij. Het paard stapt tot aan de borst door het water, parallel met de kust. Men gebruikt tegenwoordig een trechtervormig net dat door twee zijdelingse planken wordt opengehouden. Een ketting sleept over het zand en veroorzaakt schokgolven waardoor de garnalen opspringen en in het net terechtkomen. Om het half uur wordt het vissen onderbroken en wordt terug naar het strand gegaan om het net te ledigen en de vangst te zeven. De garnaaltjes komen terecht in de korven die langs weerzijden van het paard hangen. Daarna worden de garnalen gekookt in zoet water. Het ambacht garnaalvissen te paard wordt gedragen door de huishoudens en families van garnaalvissers en bij uitbreiding door de gemeenschap van Oostduinkerke en Koksijde, die het als cultureel erfgoed en belangrijk voor hun identiteit koesteren. Het is een sprekend voorbeeld van een dynamische en duurzame omgang met natuur en cultuur die wordt doorgegeven van generatie op generatie. (Collectie NAVIGO-museum)
2/6

Klompen

De klomp was niet weg te denken uit het dagelijkse leven van onze voorouders. De klompenmakerij was ooit een belangrijke bedrijfstak die specifieke technische kennis nodig had en beleefde een hoogtepunt in de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. Maakte men de klompen oorspronkelijk nog volledig met de hand, later namen gespecialiseerde machines het werk grotendeels over. Deze foto werd genomen tijdens de eerste wereldoorlog te Orly (Seine-F). In de schoolkolonie |dq|kinderen van den Ijzer|dq| was er een werkplaats |dq|schoenen en klompen|dq| (Collectie Stadsarchief Ieper)
3/6
Meer informatie over dit beeld

Krulbollen

Krulbol is een volkssport die wordt gespeeld met een kaasbolvormige houten schijf, dik of dun, die tot tegen een staak in de grond moet worden gerold. Het spel heeft een lange geschiedenis en werd ooit in heel Vlaanderen gespeeld. Het woord “krulbol” duidt op de wijze waarop de bol over de grond in een ellipsvormige baan rond de staak rolt. De bol ‘krult’ zich rondom de staak. Het woord “krulbol” duikt op in de late negentiende eeuw. Krulbol wordt dan gespeeld in de steden en op het platteland van Frans-Vlaanderen over West- en Oost-Vlaanderen tot in het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen. Gemeentelijke grenzen en zelfs landsgrenzen zijn voor spelend Vlaanderen van geen belang. Krulbol heeft het in de twintigste-eeuwse stad niet overleefd. In het Meetjesland, ten noorden van de as tussen Gent en Brugge, daarentegen is krulbol springlevend. Zowat alle Meetjeslandse gemeenten hebben tot op de dag van vandaag een actieve krulboltraditie, net zoals Zeeuws-Vlaanderen in Nederland. Op de foto ziet men een bolbaan, aangelegd op de hoeve van de familie Vande Walle naast de haag. Boeren en landarbeiders uit de buurt brachten hier hun zondagnamiddag tijdens de zomermaanden al krulbolspelend door. (Collectie Gemeente Beernem)
4/6
Meer informatie over dit beeld

Kermissen in Vlaanderen

In België worden jaarlijks een paar duizend kermissen gevierd door enkele miljoenen mensen. Veelal zakken deze mensen af om te genieten van de sfeer, de attracties en de typische lekkernijen (denk maar aan oliebollen!), maar ook om hun eigen tradities en gebruiken omtrent de kermis in ere te houden. Het kermisseizoen begint in principe tijdens de carnavalsperiode (februari - maart) en eindigt in november na Wapenstilstand. Tijdens deze periode kom je in bijna elke stad of dorp wel één of meerdere keren per jaar een kermis tegen. Al eeuwenlang worden kermissen in een dorp of stad gevierd rond hetzelfde tijdstip. Het ontstaan van kermis is onlosmakelijk verbonden met andere sociale gewoonten, rituelen en feestelijke gebeurtenissen. Enkel de laatste jaren vind je ook kermissen tijdens de kerstperiode, rond schaatsbanen en kerstmarkten . Deze groeien gestaag jaar na jaar. Kermisuitbaters reizen het hele jaar door in binnen- en buitenland. Van kermis tot kermis trekken ze al generaties lang rond met hun wagens. Ze vormen een hechte gemeenschap met hun eigen gebruiken en gewoonten. Op die foto zien we een mooi versierde carrousel met paarden en bootjes op de Gentse foor omstreeks 1890-1895. De molen stond vlak voor de O.L.V. Sint-Pieterskerk op het Sint-Pietersplein. Langs de foorbarakken links in de verte lopen vele kermisgangers. Het gebouw op de achtergrond is het klooster van de Zusters Apostolinnen. (Collectie Huis van Alijn)
5/6
Meer informatie over dit beeld

Vervaardigen van kantwerk

Ontstaan in de 16de eeuw in Vlaanderen verspreidde de kantproductie en de kennis erover zich al snel over Europa en de wereld. We onderscheiden twee kantsoorten: de klos- en de naaldkant. De kloskant wordt gemaakt op een kantkussen met draad en klosjes, de techniek vond zijn oorsprong in het passementwerk. De naaldkant vond zijn oorsprong in het borduurwerk en wordt gemaakt met naald en draad. Van bij het ontstaan waren de Zuidelijke Nederlanden toonaangevend voor de productie van kloskant. In de 17de eeuw sprak men in hoofdzaak van Vlaanderse kant, en in het begin van de 18de eeuw ontstond een toenemende specialisatie met de opkomst van verschillende kantgenres. De types werden genoemd naar de stad waar ze het meest geproduceerd werden, zo ontstond de Mechelse, Brusselse, de Binchekant en de Valenciennes. In de loop van de 17de en 18de eeuw drukt de kantnijverheid een zware stempel op de mode en kent een ware hoogbloei. De Vlaamse kanten waren zeer gegeerd door de adel en de clerus. In de 19de eeuw zorgde de opkomst van de machinale tule en de machinale kantproductie voor zware concurrentie. De foto toont een Kraag met gestileerde bloemmotieven in in Oud-Vlaamse kant uit de tweede helft van de 17de eeuw. De motieven zijn geïnspireerd op textieltekeningen voor zijde en zijdedamast uit 1640-1660. (Collectie Texture)
6/6
Meer informatie over dit beeld